19 juni 2011

De God van mijn vader (II)

Het was een heleboel wat dit toen nog kleine manneke moest gaan leren. Dat werd er ook wel altijd bij gezegd:"Jij moet nog een hoop leren!" En meestal werd dan de daad bij het woord gevoegd. Mijn eerste twee jaren heb ik - zo begreep ik achteraf - geleerd dat ik op de po moest poepen, niet mocht krijsen op bed, met een lepel moest eten, niet met mijn handen tegen het raam mocht staan en zo nog een heleboel nuttige zaken. Soms werden ook twee dingen handig samengevoegd. De onderkant van de kinderstoel werd voorzien van een po. Je mocht er toch niet af voor je je bordje spinazie leeghad en dat duurde soms erg lang, want ik moest nog leren dat het lekker was. Hoe langer het duurde hoe groter de kans dat er ook wat in de po werd gedaan. Dan was er toch nog iets om blij over te zijn.

Ik geloof niet dat ik de woorden bewust gehoord heb. Ze moeten zijn uitgesproken bij mijn doop: Onbekwaam tot enig goed, geneigd tot alle kwaad, aan allerhande ellende en zelfs aan de verdoemenis onderworpen. Gehoord heb ik het toen niet, maar ik kan me geen moment herinneren waarop ik dit niet heel zeker wist. Van mij deugde niks en de enige die er nog iets aan kon doen was God Zelf. Nou ja, Hij eigenlijk ook niet meer, want de zaak was al beklonken voor ik geboren werd. De eerste jaren maakte mij dat nog niet bang. Alles was zo vertrouwd en dus zo'n soort God ook wel.

Campo Minado! Yellow&Blue