16 juli 2011

De God van mijn vader XVIII De politieschool.

Ik had nooit gedacht dat er zo'n school was. Je werd als politieman geboren of zoiets. Maar ineens zit je met vijfentwintig man aan een aantal tafels, waarop "klasse B" staat. Die klassen lopen van A tot H, zodat er zo'n 200 nieuwe mannen klaarstaan om tot politieman getraind te worden. Vrouwen had je toen nog niet bij de politie. Het was een vreemde gewaarwording voor een jongen van zeventien jaar om tussen rijp en groen te zitten. Komend uit alle soorten van bevolking. Geloof speelde hier voor het eerst in mijn leven géén rol. Ik merkte wel dat ik iedereen zat in te schatten. Zouden die wél of niet kerkelijk zijn. Waar kwamen ze vandaan. Doodeng vond ik het. Aan het hoofd van de tafel zaten twee geüniformeerde mannen. Dat was toen nog bijzonder voor mij. Een paar dagen later liep ik zelf in uniform. De politieschool duurde normaal één jaar. Voor mij werd het anderhalf jaar. Ik was tenslotte een arrogant, eigenwijs jongetje, waar met "harde hand" nog iets van te maken viel. En dat heb ik geweten. De harde hand van de politieschool was over mij. Wel veertien keer mocht ik het weekend niet naar huis omdat ik me ernstig misdragen had. Het ging dan over een sleutel in de kast, bed niet opgemaakt of niet onmiddellijke protestloze gehoorzaamheid aan een zwaar onterecht gegeven bevel. Vooroordelen wegen sterk en zelfs als je (nog) niet weet dat er zo'n vooroordeel tegen je is ga je jezelf ernaar gedragen. Ik genóót van de lessen, de wettenkennis, opgedaan uit Stapel & de Koning, het praktische optreden, de sportlessen. Atletiek en vechtsporten. Ik voelde me bevrijd van thuis met de hele religieuze, kerkelijke santenkraam erbij. Wat dát betreft kwam ik tot leven, maar de ijzeren discipline nekte me. Het zou me een leven lang kosten om dat een plek te geven. Ik ben er nog mee bezig.

Campo Minado! Yellow&Blue