3 oktober 2011

De God van mijn vader XXVI De dood en daarna.

Het sterven speelde een grote rol in mijn leven. Vanaf het begin. In het doopformulier wat mij werd voorgelezen toen ik er nog niets van verstond staat: “opdat zij dit leven (hetwelk toch niet anders is dan een gestadige dood) om uwentwil, getroost, verlaten, en ten laatsten dage voor den rechterstoel van Christus, uw Zoon, zonder verschrikken mogen verschijnen” Dat was het sindsdien ook: een gestadige, voortdurende dood. In feite was niets écht belangrijk in dit leven. Het was ijdelheid, lucht en leegte zouden we nu zeggen. Het ging maar om één ding: Hoe word ik behouden. Hoe krijg ik een “borg voor mijn ziel”. En hoewel het daarom ging kon je er niets aan doen. Daarbij werden vreemde uitdrukkingen gebruikt:”Je kan geen nagelschrapseltje toevoegen aan je zaligheid” Wie dat nagelschrapseltje had bedacht en hoe het er precies uitzag wist ik niet, maar het klonk altijd wel indrukwekkend. Wat die doop precies betekende was ook nogal onduidelijk. Je was op het “erf van het verbond” geboren en moest daar blij mee zijn. Tegelijk hield het geen bevoorrechte positie in.  Iedereen, ook ongedoopten, konden uitverkoren zijn. En als jij als gedoopte niet uitverkoren bleek te zijn - en dus door eigen schuld verloren zou gaan - zou dat “gedoopte voorhoofd” nog tegen je getuigen. Ik nam het allemaal bloedserieus. Ik wilde - toen al - weten wat de waarheid was. En dit was natuurlijk waar, want de enigen die het konden weten, mijn ouders en mijn opa’s en oma’s, brachten het mij bij. Tot aan de dood was er altijd een kans om gered te worden. Daarna niet meer, want “zo de boom valt zo blijft hij eeuwig liggen”. Sombere waarheid, die niet gold voor rooms katholiek mensen. Die baden voor overledenen. Dat was zonde. Het werd er alleen maar erger van. Al vroeg las ik het boekje “Anton en zijn vrienden” van Vreugdenhill. Een vreselijk boekje, waarin een jonge Anton, die door het ijs was gezakt na schaatsen op zondag, komt te sterven. Schreeuwend ging hij dood: ”voor eeuwig te laat!” Zijn ouders zater en zwijgend bij en hadden geen oplossing, laat staan troost. Het staat nog op de uitleenlijst van sommige kerken!

28 september 2011

De God van mijn vader XXV Leven en dood.

In die tijd werd ik geconfronteerd met de dood. Kort achter elkaar behandelde ik als politieman een paar dodelijke ongevallen. De eerste dode was een non van 23 jaar. Achter in de auto bij twee pastors waren ze over de Merwedebrug in Vianen gescheurd en uit de bocht gevlogen. Eén van beide pastores was zwaar gewond. Zijn kaak was verbrijzeld en het zag er ernstig uit voor hem. Het meisje lag in de berm, mooi en onbeschadigd. Maar wel dood. Verdoofd en verbaasd handelde ik de nodige formaliteiten af. We zeggen 1973 en alles was nogal primitief. Het meisje werd op een brancard achter in de volkswagenbus van de politie gelegd en ik moest haar naar de aula in Lexmond rijden. Samen met meneer Stokman, een oude man die slachtoffers aflegde, droeg ik haar naar binnen en hielp hem het meisje te ontkleden, te wassen en een pyjama aan te trekken. Het naakte lichaam van de non, met haar lange witte sokken is mij altijd bijgebleven. Het was raar dat ik haar ontkleedde en haar naaktheid zag en aanraakte. Dat was nog vreemder dan het aanraken van een dode. Ze was net zo oud als ik. En ouder zou ze niet worden. Was ik geschokt? Dacht ik aan dood en leven, hemel en hel? Wat had God hiermee te maken? Haar ouders moesten haar identificeren en deden dat bidden en kruisjes makend. Raar vond ik. Maar wel mooi. Roomse mensen wisten wat ze te doen stond bij een dode. Ik “wist” dat het niks uit zou halen. En zeker niet voor een non. Maar mooi was ze wel! En zou zo iemand dan naar de hel gaan? Ik verdrong de gedachte. Kon er ook nauwelijks over praten. Niet met collega’s, niet thuis. De God van mijn vader zou niet twijfelen. Nonnen waren niet uitverkoren, dan zouden ze geen nog geweest zijn. En zeker niet non gebleven zijn. God had een arm en ellendig volk. Geen jonge, mooie nonnetjes.

1 augustus 2011

De God van mijn vader XXIV Verloofd zonder kerk.

Dat deed je toen nog: verloven. De datum ervan staat nog in onze ringen en elk jaar op 13 december (ja het was toen vrijdag en het was geen bijgeloof) krijgt Wilma een bloemetje van me. Volgens mijn schoonvader was je eigenlijk al getrouwd als je verloofde en volgens mijn ouders kon het dan nog alle kanten uit. Daarom was verloven best nog wel gezellig. De God van mijn vader kwam er niet bij te pas, behalve dan bij het bidden voor de maaltijd. Wilma vonden ze best lief (en dat was ze ook) en al droeg ze wat korte rokjes het kon ermee door.

Over geloof werd niet veel gesproken. De eerste keer dat Wilma met mij meeging naar de (onze Gereformeerde-Gemeente) kerk was een gebeurtenis om nooit te vergeten. We kwamen uit Vianen en scheurden naar H.I. Ambacht om nog op tijd te zijn. Onderweg bedacht ik dat ze natuurlijk een hoedje op moest en dat had ze niet eens. Dus reden we nog wat harder en eerst langs mijn ouderlijk huis, waar ik een hoedje uit een kast griste. Ze moest het opzetten van mij en weer 5 minuten later renden we zo’n beetje als laatsten de kerk binnen. Nagestaard door de hele gemeente. Ik dacht omdat ze Wilma zo mooi en zo ongereformeerd vonden. Volgens Wilma staarden ze om het hoedje.

Uit de dienst (dat noemden wij niet zo, wij zeiden gewoon “na de kerk”) vroeg mijn vader wat Wilma er van vond. Dat was wel bijzonder want daar werd weinig naar gevraagd thuis. Toen Wilma heel moedig en angstig tegelijkertijd uitbracht dat ze er helemaal niets van begrepen had zei mijn vader:”Maar meisje, dan ken jij de tale Kanaäns niet”. Omdat ze dat ook al weer niet begreep deed ze er verder maar het zwijgen toe. Tot en met de verloving deed die tale Kanaäns er ook nog niet zo toe. We waren nog niet getrouwd dus er sliepen nog geen twee geloven op één kussen. Het kon nog alle kanten uit en de verlovingsdag was gewoon gezellig.

27 juli 2011

De God van mijn vader XXIII De kerk.

Wat is nu eigenlijk de kerk? Evangelischen konden vroeger het woord niet eens uitspreken. Zij hadden het over de Geméénte! Naar buitenstaanders moest (en moet?) je steeds weer uitleggen dat die gemeente geen burgemeester heeft maar een voorganger, geen wethouders maar een oudstenraad. Wat in bepaalde gevallen trouwens ongeveer hetzelfde is. Kerkbesef, historisch besef is er bij evangelischen nauwelijks. De meesten weten niet eens de oorsprong van de pinkster, cama, baptisten, doopsgezinde gemeenten. Bij de Hervormden (nu PKN) is dat heel anders. Nou ja, héél anders ook weer niet, maar zij weten dat zij in de kerk der vaad’ren zitten. Vaders en moeders zijn daar gedoopt, getrouwd en begraven. O God, Die droeg ons voorgeslacht. Nageslacht is er tegenwoordig nauwelijks meer dus raakt de kerk onbevolkt. Ook als hij niet leegloopt. Maar wat ís die kerk nu eigenlijk. Was Adam ook lid van de kerk? Volgens Calvijn wel. De eerste kerk en hij was voorganger en raad en lid en alles tegelijk. De kerk bestaat uit “uitgeroepenen”. Uit de wereld geroepen. Adam, Noach (waarschijnlijk met een orgel van Jubal in de ark) Abraham, Mozes, Jesaja, allemaal kerk! Anderen zeggen weer dat de kerk “geboren”werd op de eerste pinksterdag. Toen Gods Geest alle gelovigen verbond tot het Lichaam van Christus. Je moet intussen al behoorlijk ingeschoten zijn om al dit gedoe te begrijpen. Als buitenstaander zie al de verschillende bordjes bij de deuren van de kerken. Sommigen roepen heel hard welkom. Bij anderen is de toestroom zo buitenissig dat je het als onbekende gast wel uit je hoofd laat. Er zal hoop ik wel nergens meer een groen lampje gaan branden voor de gasten, zoals vroeger in de kerk van mijn vader. Vijf minuten voor aanvang waren de vooraf betaalde plaatsen vrij en mochten eventuele bezoekers gaan zitten. Die stonden soms in groepjes te wachten in het gangpad aan het eind. Dat was niet erg, want zij kwamen ook uit kerken met groene lampjes en wisten hoe dat werkte. Echte buitenstaanders kwamen er niet. Eenmaal binnen valt het ook niet mee. Gaan ze staan, blijven ze zitten. Moet je betalen of niet? Is er avondmaal, eucharistie, moet je erheen of komen ze het brengen? Moet je je voorstellen aan je buurman of vrouw of juist heel stilhouden? Wat betekent “onze hulpe is in de name des Heeren” of - heel anders en toch hetzelfde - “dit is de dag die God ons geeft”. Juist deze dag of elke dag? Is er een dominee, of een broeder of zelfs een zuster. Zijn die dan allemaal familie? Ach, we begrijpen het wel een beetje. Het golf- tennis- en wielren jargon is ook niet eenvoudig om over de new-age kerk nog maar te zwijgen. Voor alle duidelijkheid: dat is natuurlijk geen kerk en ook geen gemeente en Adam en Eva waren er zéker geen lid van.

23 juli 2011

De God van mijn vader XXII verliefd!


Ik ben niet één keer, maar wel tig keer verliefd geweest. Het werd lang niet altijd wat. Gelukkig maar. Af en toe een vriendinnetje, maar meestal was het weer van snel voorbijgaande aard. Met Wilma was dat anders. Toen ik haar ontmoette stond mijn wereld op z'n kop. Ikzelf ook wel trouwens. Nou ja, misschien allebei wel, al staat dan alles weer correct. Er gebeurt dan van alles. Met je geest en je lichaam. Je geest moet ineens omschakelen van "rondkijken naar het leukste meisje" naar "ik heb haar nu gevonden en dit is ze, voor altijd"

Zo drastisch voelde dat inderdaad aan. Dat heeft natuurlijk ook alles met thuis te maken. Thuis was - zeker op dit gebied - veilig. De God van mijn vader verbood echtscheiding, maar dat had niet eens nodig geweest. De enkele keer dat ik ontdekte dat Pa en Ma het niet eens waren brachten mij van mijn stuk. Ouders zijn een echt-paar. Dat woord paren had er niet in gehoeven, want daar dacht je niet over na. Ouders hadden geen seks, behalve dan een keer of vijf om hun kinderen te verwekken. Maar echt waren ze wel.

En nu ontmoette ik Wilma. De wereld op zijn kop. Het was een mengeling van onzekerheden over seks, eeuwige trouw, kiezen, kerk en familie. Op één of andere totaal krankzinnige manier speelde dat allemaal mee. Misschien ben je wel een beetje krank (ziek) zinnig (in je geest) als je verliefd wordt. Wij wisten het lichaam niet zo goed te beheersen. Daar praatten we ook nauwelijks over. Dat deden we gewoon. Maar de rest van de vooral door de God van onze vaders belangrijk gevonden zaken kwamen tot diep in vele nachten aan de orde.

Het was de eerste ontmoeting van de God van mijn vader met de God van mijn toen nog aanstaande schoonvader. Die twee goden konden niet eenvoudig met elkaar door één enge poort. Verliefdheid had in mijn geval met al deze zaken te maken. Hormonen en religie hoorden bij elkaar. Wie was ik? Een man, een politieman, een opgewonden seksueel wezen? Of ook een mens, een kerkmens, een bevlogen denker over tijd en eeuwigheid. Het stormde in mijn hoofd én in mijn onderbuik (om niet te zeggen genitaliën, dat staat zo grof). De wereld stond op zijn kop of was ikzelf gewoon ondersteboven en was alles altijd al zo?

Gesprekken tot diep in de nacht met aanstaande schoonpa, soms ook in meervoudige alcoholneveling doorgebracht, maakten dat de diepste gevoelens aan de oppervlakte kwamen. Met hem besprak ik de kerk, vooral de kerk van mijn vader. En het geloof, vooral dat van hem en mij. Alles kwam aan de orde. Niet meer theorie, maar écht: wat vind ik zelf?

20 juli 2011

De God van mijn vader XXI Godsbegrip

Onze kerken worden bevolkt door mensen die er allemaal een eigen godsbegrip op nahouden. Dat God algemeen wordt gezien als Vader betekent eenvoudig dat je aardse vader dat begrip ingevuld heeft. Liefdevol en teder, streng en rechtvaardig, onbarmhartig en tiranniek. God is je Vader betekent: God is net als je vader. Als je geen vader hebt, neemt je moeder het over of een andere opvoeder. Het zit nog net niet in je genen, waar wel in alle opvoedings- en andere grootgroeikanalen. Je ademt je godsbegrip in en je ademt het uit. Natuurlijk kan het worden bijgesteld, maar daar gaat heel wat tijd en therapie overheen. En bij de meesten blijft het ongemerkt voortbestaan. Zó ongemerkt, dat als je inmiddels wéét dat God liefde is, Hij dat is op de manier van jouw vader. Barmhartigheid, genade, rechtvaardigheid, goedertierenheid of wat voor woorden je ook maar mag bedenken. Ze hebben allemaal hun kleur gekregen in je opvoeding. Niet door een woordenboek of een lesboek. In de soms harde praktijk van het leven. Dat godsbegrip nemen we mee als we ons bekeren. Natuurlijk verandert er iets als we "tot geloof komen". Ook dat is bij iedereen verschillend, maar altijd is er het begrip uit het verleden. Ook als dat begrip veránderd is is ons nieuwe godsbegrip gerelateerd aan dat uit het verleden. Niemand komt tot een juist godsbegrip door alleen maar de Bijbel te lezen of een cursus te volgen. Toch is iedereen er als de kippen bij om zijn of haar godsbegrip voor algemeen geldend te verklaren. Dat is wel te begrijpen, maar overigens volstrekt verwerpelijk. Als God Zelf al zegt dat we van Hem geen beeld moeten maken, wij dat vervolgens tóch doen en dan ook nog anderen dwingen ervoor te buigen, is dat niks meer of minder dan afgodendienst. Het lijkt heel vroom, maar het maakt de gemeente van God kapot! Als we daar nu eens al eerste afkomen. Van al onze godsbeelden! Er zijn geen goede godsbeelden. Die van mij niet en die van niemand niet. God is liefde, rechtvaardigheid, gerechtigheid, alwetendheid, een oude man met een baard (dat denkt bijna niemand meer) of een doorluchtige geest die lijkt op niets en dus iets is (heel erg in tegenwoordig). En al gauw weten we zeker dat Hij wil dat we zwarte kleren of rokjes aantrekken. Dat Hij wil dat we langzaam zingen of juist heel veel of snel. Dat Hij boos is of juist nooit kwaad kan worden. Het komt uit onze tenen, want het is zo vertrouwd. De allereerste bekering moet die zijn van ons godsbeeld, zodat we ook anderen weer de ruimte kunnen gaan geven zichzelf te zijn! Het gaat ons niet aan hoe een ander met God omgaat. "Of hij staat of valt gaat zijn eigen heer aan". Verwerpelijke betweterigheid leidt tot kerkscheuringen en persoonlijke vetes. Over de beschadigde zielen van kinderen van God, die zo snel mogelijk wordt geleerd zich te gedragen!! Niet op weg naar de vrijheid. Maar in de gevangenis van de overwegende mening in een bepaalde christelijke denominatie, kerk of gemeente. Laten we nu eens praktisch maken wat we geloven. Jezus zegt:"Niemand heeft ooit God gezien". Dat alleen al is voldoende argument om nooit meer aan anderen ons verwrongen godsbeeld op te dringen. Erover praten is trouwens nog iets anders dan opdringen. We moeten heus onze gedachten uitwisselen, want alleen sámen zullen we iets van begrijpen. Maar dat impliceert wel meer luisteren dan praten. Dat heeft nóg een voordeel: wat je zegt weet je allang. Dus leer je niks, zolang je praat. Toch?

19 juli 2011

De God van mijn vader XX "wachtmeester der rijkspolitie"


Papendrecht was mijn eerste standplaats als politieman. Ik ging weer thuis wonen. H.I.Ambacht naar Papendrecht was goed te doen. Een jaar lang mocht je daar dienst doen als wachtmeester van de jongste categorie. Ik was achttien. Had net mijn rijbewijs en voelde me volwassen. Het uniform, een pistool op je heup en met een arm op het open raam in de politieauto surveilleren. Het was een bijzonder beroep. Mensen keken naar me en ik liet me bekijken. De wereld ging open en er ging een wereld voor mij open. Geloof bleef me op de hielen zitten. De angst der hel werd wat minder, maar het besef dat God er was en dreigend boven mijn bestaan hing bleef. Ik werd voor het eerst in mijn leven geconfronteerd met echte misère. Relatieproblemen (toen noemden we dat nog echtelijke twist), vechtpartijen, messengevechten, ernstige aanrijding, zelfdoding van een jong iemand die van een flat sprong. Dood en leven kwam op een onvoorstelbare manier dichterbij. Thuis praatte ik er nauwelijks over. Twijfel was een taboe. Geloven was je aan de regels houden en verder niks. Want er was niks, behalve dan de poort van de uitverkiezing, al dan niet. In dezelfde tijd kwamen de Provo's, de kabouters, de seksuele revolutie en nog wat aardverschuivingen voorbij. Ik begon uit te gaan, in Dordrecht met vrienden. Bier was een onmisbaar element en ik merkte al snel dat bier je vrij maakte. Nu zou ik het misschien los-bandig noemen, maar toen voelde het als vrijheid. Eindelijk werd ik iemand en ik lag er niet eens van wakker ook. Slaap en dronkenschap vermengden zich tot een heerlijke, haast zalige toestand. Stoer in het politiepak en verder behoorlijk aan het stappen veranderde ik. En niet alleen ik. Ook mijn gedachten over wie God was. Dat had zeker te maken met de dingen die ik zag. De wanhopige jongen, die van de sterflat in Papendrecht afsprong. De levenslang verminkte man die de aanrijding net wél overleefde, maar zijn leven zag instorten. De vloekende en tierende kroegverlaters. De alleenstaande moeder die bedreigd werd door haar ex.

18 juli 2011

De God van mijn vader XIX Vooroordelen!


Dodelijk is het. Of op zijn minst pijnlijk. En we zitten er vol mee. Vooroordelen maken deel uit van ons leven en misschien wel vooral van ons kerkelijk leven. Ik zal beginnen met de excuses. Dan hoeven we die later niet meer te noemen. We zijn zo opgevoed, je kunt het zo zien, iedereen doet het, anderen vinden het ook. Misschien zijn er nog meer, maar dat merken we later dan wel. Ze was de kerk binnengekomen als een moderne, ietwat wulps geklede dame. Veel lippenstift, hoog opgemaakt. Lage V-hals en nylons met een naad. Hakken van 6 centimeter, van die dunne. Ze trekt ook nog eens een gezicht alsof ze niets van je moet hebben. Duidelijk uit de hoogte. Vind je het gek. Mensen van de wereld zien ons als achterlijk en dat doet zij dus ook. Ze kwam ook op het laatste moment de kerk binnen. Moest zeker eens even kijken wat dat achterlijke clubje daar aan het doen was, maar zit duidelijk verkeerd. Tijdens het zingen kijkt ze super ongeïnteresseerd. Zou me niks verbazen als ze zo opstapt. En zo gebeurt het! Met een hooghartig en verbeten trek om haar mond staat ze op en loopt weg. Op zoek naar de plek waar ze wel veilig is. Ooit had ze gehoord van haar opa, dat er een God was die mensen liefhad. Dat er ergens een veilige plek was, maar dat die God wel heel hoog, heel heilig was. Jarenlang was haar leven een hel geweest, en nog. Die nacht had ze zich ziek gemeld bij haar vriend, nou ja vriend, pooier zeg maar. Ze had er geen zin in gehad het "feest" weer mee te vieren. Diep van binnen wilde zij naar God. Aanvaarding en liefde door een hoge, heilige God. Ze had zich mooi opgemaakt en haar bruiloftskleren aangedaan. Ze ging ten slotte niet gewoon op visite, maar zou naar het huis van God gaan. Die dag was de laatste dag van haar verlangen. Ze kon bij niemand terecht. En bij God al helemaal niet. De oudere zonen en dochters stonden werkelijk te wachten tot ze weer vertrok. Ze snapte het ook wel. Veel meer dan een hoer was ze niet. Daar paste God niet bij en zij niet bij God.

Zo zijn wij niet, natuurlijk. Wij zouden haar wel opvangen, net als Jezus de Samaritaanse vrouw. Zolang het maar geen jongens zijn met oorbelletjes of meisjes die geen bijbel bij zich hebben. Zolang er maar geen gekke dingen de kerk binnen komen, zoals gillende gitaren en veel te harde drums...of hoe heten die dingen.

Jannie was een vreemde. Ze liet nooit echt het achterste van haar tong zien. Ze zat er maar en zong soms wel erg uitbundig mee. Wat moet je met zo iemand. Niet echt een afwijking, maar wel afwijkend gedrag. Laat maar, ik kan en wil er niet mee omgaan.

Simon werkt bij de politie, dus die is kort door de bocht, zij is poetsvrouw, ach dat heet niet meer zo, maar veel bijzonders is het niet. Zij doet de was op zondag, hij wast zijn auto, die kunnen gewoon niet bekeerd zijn.

We hebben ons vooroordeel klaar over bijna alles en iedereen. Kijk maar eens wat je tegen elkaar zegt als je weer naar huis gaat na de kerk. Wat deed hij raar, wat vond je van Piet en hoe kwam het toch dat Jansje er alweer niet was.

Vooroordelen zijn dodelijk. Mensen gaan zich ernaar gedragen of minstens denken wij dat. De mooie mensen die God gemaakt heeft stoppen wij het liefst direct in een hokje, zodat we er geen omkijken meer naar hebben. Een hokje werelds, homo's, gescheiden mensen, a-socialen, oud-gereformeerden.

Zelf knielen wij eerbiedig neer en belijden God onze zonden. Vergeef ons onze schulden, gelijk wij ook aan anderen vergeven. De hemel is allang gesloten. Het hemelse antwoordapparaat staat al aan. "Helaas ben ik op dit moment afwezig. De verbinding wordt verbroken."
Dat kan helemaal niet, zei iemand tegen me. God is er altijd! En verbreekt de verbinding nooit. Toch wel, bij hoogmoed kan hij niet wonen. Bij oordeel ook niet. Gezonde mensen hebben geen God nodig, dus verdwijnt Hij gewoon. Dat merkt toch niemand.

16 juli 2011

De God van mijn vader XVIII De politieschool.

Ik had nooit gedacht dat er zo'n school was. Je werd als politieman geboren of zoiets. Maar ineens zit je met vijfentwintig man aan een aantal tafels, waarop "klasse B" staat. Die klassen lopen van A tot H, zodat er zo'n 200 nieuwe mannen klaarstaan om tot politieman getraind te worden. Vrouwen had je toen nog niet bij de politie. Het was een vreemde gewaarwording voor een jongen van zeventien jaar om tussen rijp en groen te zitten. Komend uit alle soorten van bevolking. Geloof speelde hier voor het eerst in mijn leven géén rol. Ik merkte wel dat ik iedereen zat in te schatten. Zouden die wél of niet kerkelijk zijn. Waar kwamen ze vandaan. Doodeng vond ik het. Aan het hoofd van de tafel zaten twee geüniformeerde mannen. Dat was toen nog bijzonder voor mij. Een paar dagen later liep ik zelf in uniform. De politieschool duurde normaal één jaar. Voor mij werd het anderhalf jaar. Ik was tenslotte een arrogant, eigenwijs jongetje, waar met "harde hand" nog iets van te maken viel. En dat heb ik geweten. De harde hand van de politieschool was over mij. Wel veertien keer mocht ik het weekend niet naar huis omdat ik me ernstig misdragen had. Het ging dan over een sleutel in de kast, bed niet opgemaakt of niet onmiddellijke protestloze gehoorzaamheid aan een zwaar onterecht gegeven bevel. Vooroordelen wegen sterk en zelfs als je (nog) niet weet dat er zo'n vooroordeel tegen je is ga je jezelf ernaar gedragen. Ik genóót van de lessen, de wettenkennis, opgedaan uit Stapel & de Koning, het praktische optreden, de sportlessen. Atletiek en vechtsporten. Ik voelde me bevrijd van thuis met de hele religieuze, kerkelijke santenkraam erbij. Wat dát betreft kwam ik tot leven, maar de ijzeren discipline nekte me. Het zou me een leven lang kosten om dat een plek te geven. Ik ben er nog mee bezig.

14 juli 2011

De God van mijn vader XVII de preek (2)

Na de preek spreken we óver de preek en niet over de préék. Dat is een cruciaal verschil. Als we óver de preek spreken vinden we hem te lang, te kort, te heftig, te persoonlijk, te weinig bijbels, te biblicistisch, te diep, te licht en nog zo'n tweehonderd kwalificaties. Als we over de préék spreken hebben we het over de manier waarop wij met dat wat óns aansprak omgaan. Of we ons willen bekeren of niet. Dat gebeurt te weinig.

De preek is een gevoelig onderwerp. Welke Bijbelvertaling gebruik je. Wat voor taal gebruik je. Tale Kanaäns hoeft "bij ons" niet maar het moet ook weer niet al te gek worden. Toen ik naar aanleiding van een vreselijke moord op een aantal kinderen liet vallen dat ik de wereld maar "shit" vond, moest ik daarna diep door het stof. Dát was geen kanseltaal. We mogen en moeten wel ongelovigen aanspreken, maar dan ook liefst weer niet met de woorden van vandaag. Als je zorgt dat je net tien jaar achterloopt heb je weinig problemen, behalve met de jeugd dan want die zat tien jaar geleden nog in de kleuterklas. Is de preek een uitleg van de Bijbel of een appèl om te veranderen? Moraliserend of lerend. Afstandelijk of dichtbij?

Preken is prachtig. Het is de grootste uitdaging ter wereld, die zonder de influistering van de Geest niet mogelijk is. Die een gedegen voorbereiding behoeft om je in te leven in dat wat je woorden zullen doen. Die geboren wordt in een diepgaande worsteling. Die gebracht wordt met vrezen en beven. Het blijft ook heel wonderlijk dat de preek de eeuwen overleeft. En zelfs de televisie, internet en alle digitale geweld. Soms met een knipoogje naar een power point, maar dikwijls ook gewoon als verhaal.

Preken is prachtig én onmogelijk. Waar komt het vandaan? Wie wil er dat we preken. Is het een soort christelijk cabaret, een wekelijkse, goddelijke troonrede of gewoon een verhaal van een podiumverslaafde? Wat moet er wel en wat moet er niet. En als er dan gepreekt moet worden (ik hoop het!) waarover en hoe en met welk gezag. Ik preek voor eigen parochie, maar wellicht zijn er ook plaatsen waar de preek juist van de kansel áf moet. De afstand is te groot geworden. Niemand begrijpt het meer. De tale Kanaäns weergalmt en als er een preek wordt "gelezen" is dat er een van een oud-vader (brrr....wat is dat) die preekt voor zijn parochie, maar inmiddels in vele opzichten uit de tijd is. Ik pleit voor de preek, maar dan een preek die spreekt! Een preek die raakt, jong en oud, slim en minder slim, christen en niet christen, nou ja, de onmogelijke preek zeg maar.

13 juli 2011

De God van mijn vader XVII de preek (1)


De preek is een raar fenomeen. In de kerk zijn we eraan gewend, maar wel aan heel verschillende soorten preken. In de Rooms Katholieke traditie wordt ook gepreekt, maar is de eucharistie het belangrijkste onderdeel van de dienst. Ooit bezocht ik een kerkdienst, waarin de pastoor zich verontschuldigde voor zijn zere keel. Hij zou niet preken vandaag, dus was er alleen maar eucharistie. Ik vond het prachtig! Het zou in een protestantse eredienst niet kunnen. Dan léést er wel iemand een preek, maar gepreekt moet er worden. Waarom eigenlijk? Dat is op zichzelf al een onbehoorlijke vraag. Waarom moet er gepreekt worden. Waarom vieren we niet eens alleen avondmaal? En als er gepreekt wordt, wat is daarvan dan de bedoeling? In een orakel Gods woord doorgeven? Zo wordt het dikwijls gezien. Ronduit griezelig is het hoe ik soms word aangekondigd. We gaan nu luisteren naar het Woord van God, mag ik u verzoeken broeder? En daar ga ik dan om het Woord van God te preken.

Ook daar zit een ontwikkeling in. In evangelische kringen was en is het dikwijls de gewoonte om te zeggen dat je spreekt. Wij zeggen niet:"wie preekt er vandaag?" maar " wie spreekt er vandaag?" Gelukkig is dan het antwoord niet God. Ik vermoed zelfs dat het uit tegenovergestelde overweging voortkomt. Preken was te hoog verheven en onaantastbaar. Spreken moest het zijn, want dan kon er één spreken en de anderen toetsen. Dat is twee kanten uitgegaan. Aan de ene kant wordt er alleen nog maar getoetst. Iedereen weet altijd alles beter en zal dat laten merken ook. Een preek is "maar" een spreek en wij controleren het op juistheid. De andere kant is de vergoddelijking. Een spreek wordt dan een orakel, onaantastbaar en rechtstreeks uit de hemel.

De preek is het mooiste en het meest onmogelijke wat er bestaat. Houdt maar eens een toespraak voor een paar honderd (of meer of minder) mensen. De groep bestaat uit mannen én vrouwen in de leeftijd van twaalf (soms vier!!) tot honderd jaar. Het hele scala van opleiding zit er tussen. Mensen die het lager onderwijs (basis onderwijs tegenwoordig) te moeilijk vonden en mensen met een universitaire opleiding. Gelovigen met een zwaar gereformeerde achtergrond en teleurgestelden uit al te charismatische gemeentes. (Ik spreek even over mijn eigen situatie). Zieke, gewonde, teleurgestelde mensen, die soms bijna van het geloof afhaken en pas bekeerde jong gelovigen die uit hun dak gaan "voor de Heer". Vrienden en familie, vijanden (die je natuurlijk ook liefhebt) en onbekeerde bezoekers die eens komen kijken. Om nog maar te zwijgen van al die gezichten die je persoonlijk kent mét hun persoonlijke geschiedenis, soms van teleurstelling in God, ernstig seksueel misbruik in hun jeugd of angst voor de "god der wrake" Kortom, de doelgroep is de hele wereld en die valt niet te definiëren.

12 juli 2011

De God van mijn vader XVI Drie hoofdzonden.


Ik had het diploma van de ULO op zak. En gesolliciteerd bij de politie. Niet direct uit roeping of zo, maar omdat er iemand van de politieschool op onze school was geweest om mensen te werven. Ik had een formulier ingevuld en de sollicitatietrein kwam in beweging. Het was zo ongeveer het eerste wat ik helemaal zelfstandig deed en wat mijn leven ook drastisch zou veranderen. Gek genoeg twijfelde ik er niet aan dat ik goed gekeurd zou worden, terwijl dat maar voor één op de tien sollicitanten zo was. Veel later bleek, dat het advies van de ULO in Dordrecht bijna een spaak in het wiel had gestoken:"Simon is een arrogante, lastige jongen, waar misschien met harde hand nog wel iets van te maken valt". Dat oordeel ontdekte ik pas twintig!! jaar later. Bij de politie wordt (of werd) alles goed bewaard. Ik kon nog niet direct beginnen. Ik was goedgekeurd in juni en op 1 september begon de opleiding. In de tussentijd werkte ik bij de melkboer. Het stelen van geld was opgehouden. Ik had het niet meer zo nodig, want overdag werkte ik voor een paar maanden bij een zeefdrukkerij in Rotterdam. Daar werd ik goed betaald. Ik besefte heel goed, dat als ik ooit met God in het reine zou komen, als ik zou blijken uitverkoren te zijn dus, zou ik ook moeten biechten bij de melkboer. Ik moest er niet aan denken. Het werden maanden van twee werelden. In Rotterdam werkte ik bij de gebroeders Kouwenhoven. Lange gesprekken had ik met ze over geloof, eeuwigheid, gereformeerde gemeentelid zijn, opstand, seks, geld. Met twee op oog niet gelovige mannen. Ik weet nog steeds niet of ze dat waren. Wel dat ze een paar maanden later tijdens het vissen met een bootje op de Kralingse plas omkwamen.
In dezelfde tijd ging ik meer en meer echt luisteren naar de preken zoals die vanaf onze kansel werden neergeworpen. Een beetje raar woord, maar zo voelde het. Hoog boven het "volk" stond daar een man in een zwarte jas (toga's hadden ze bij ons niet) een verhaal te houden van een uur ongeveer. Onderbroken door wat psalmgezang en een lang gebed. Ik had wel eerder geprobeerd het te volgen maar dat was lastig. Het zijn rare zinswendingen, lange zinnen, veronderstelt enorm veel achtergrondkennis en daarbij kwam: Het was niet voor mij. Keer op keer had ik gehoord dat "de natuurlijke mens niet verstaat de dingen die des geestes Gods zijn", dus daar zit je dan. Ik was een op en top natuurlijk mens. Dat bleek tenminste uit mijn drie hoofdzonden: diefstal, zelfbevrediging en een beetje geloven in de evolutietheorie. Het was heel ontmoedigend om dan toch te gaan proberen iets te begrijpen van een preek, die gewoon niet te begrijpen was. Tale Kanaäns werd dat genoemd. Om te begrijpen wat daarmee werd bedoeld moest je in Kanaän geboren zijn.

10 juli 2011

De God van mijn vader XV Schepping en evolutie.

We hebben er allemaal een mening over en niemand weet er alles van. Dat maakt het wel ingewikkeld. Iedereen loopt iemand achterna omdat niemand weet hoe het totale plaatje eruit ziet. De loopgraven zijn behoorlijk diep bij sommigen. Als je al dertig of veertig jaar met kracht een ronduit Bijbels scheppingsverhaal verdedigt valt het niet meer mee om nog naar de andere te luisteren. We weten per slot van rekening al wat hij gaat zeggen en drukken op de juiste knop voor het juiste antwoord. Dat vinden we niet moeilijk, want we zijn religieus en bij religieuzen werkt het zo, altijd! In dit geval kunnen we ook nog drukken op de knop van postmodernisme. Niets is meer waar en het feit dat grote bijbelgeleerden nu ook door de knieën gaan voor de evolutie theorie duidt op het "einde der tijden". Waarheid kennen "ze" niet meer en het wordt voor "ons" steeds moeilijker de o zo Bijbelse waarheid van de schepping hoog te houden. Ouweneel zijn we kwijt, maar gelukkig hebben we Dr. Dino nog. We bestoken elkaar met zo wetenschappelijk mogelijke theorieën en sommigen brengen zelfs de vijfennegentig stellingen tegen de evolutie uit om althans een kleine reformatie te beginnen. Dat het ook te maken heeft met onze opvoeding willen we niet graag horen. De val van Adam, de erfzonde, de hel, de angst voor de dood en de hel, de nachten zonder slaap omdat ik als kind bang was voor eeuwig te moeten branden, het zou allemaal voor niks zijn geweest als er géén Schepper van hemel en aarde was. Opa en mijn bestraffing van de kleuterjuf, mijn overgang van de ULO in Hendrik Ido Ambacht naar de ULO in Dordrecht, allemaal nutteloos. Verloren jaren van catechisatie, onderwijs, angst en onzekerheid. Ouders die het dus bij het verkeerde eind hadden. Ik kan onmógelijk geloven in de evolutietheorie. Dat deze angst - zoals gewoonlijk - een slechte raadgever is, zie ik niet eens meer. Geef mij maar Dr. Dino en vijfennegentig stellingen. Ik maak mijn loopgraaf wel wat dieper en kom er - af en toe - even uit om iemand aan de andere kant af te schieten. Waar blijf je met de tweede Adam als de eerste er niet was, wat is erfzonde en zondeval als de boom er niet stond. De angst regeert, ik gebruik mijn machtigste wapen, het woord en de overredingskracht, naar mijzelf om stand te houden tegen deze listen van de duivel. Gelukkig ben ik niet alleen. Ik ben lid van een omroep met 500.000 leden of nog meer die allemaal in mijn loopgraaf zitten. Dacht ik. Tot niet alleen Andries Knevel overstag ging, maar met hem honderdduizenden. Mijn loopgraaf werd al kleiner. Natuurlijk zegde ik direct mijn lidmaatschap van de EO op. Nu was het genoeg! De weg naar de al dan niet bestaande Hel was geplaveid en niet met goede voornemens. De oprichters zouden zich omdraaien in hun graf.

Wat dit allemaal waar? Klopt dit? Zeker, het is zo gebeurd, echt gebeurd. Maar heb ik geluisterd? Klopt mijn redenering? Durf ik te luisteren? De waarheid kan tegen een stootje. We kunnen ons niet tegen de waarheid verzetten, we kunnen ons er slechts voor inzetten! En waarom dan die angst?

Ik roep mijzelf en anderen op om eerlijk te zijn. Eerlijk over onze eigen kleine angsten, die ons letterlijk met de paplepel zijn ingegoten. Eerlijk en echt zijn betekent (nog) niet: overstag gaan. Het betekent wel dat ik mensen weer als waardevolle mensen zie, ook als zij diepgaand met mij van mening verschillen. Dat ik mijn eigen beperkingen en angsten zie en besef dat ook en juist die mij leiden in mijn gedachten. Dat ik creationistische, soms krampachtige, wetenschap zag als mijn houvast en vergat dat het ontzag voor de HEER het begin van alle wijsheid is. Dat vernieuwing van denken ook een vooruitgang kan betekenen en niet altijd een naar de hel geplaveide weg is. Dat alles altijd ook weer anders blijkt te zijn na één, tien of duizend nachtjes slapen. Dat zeggen: "Ik weet het niet" geen schande is, maar eerlijkheid. Dat zelfs God aan Job vraagt of Hij er soms bij was! Al schrijvend voel ik dat ik weer bang ben. Voor het hellende vlak. Ga ik nu toch mee? Glij ik nu toch af? Hoever is het, terug naar mijn loopgraaf. Hij is bedolven, kapot gebombardeerd. Het zou mijn graf geworden zijn.

9 juli 2011

De God van mijn vader XIV

DE MIDDELBARE SCHOOL III

Ik was gek op meisjes en te verlegen om ermee om te gaan. Ik weet uit die tijd ook wat homoseksuele gevoelens zijn. Ze waren er al kregen ze nooit de overhand. Bespreekbaar was het niet, nooit. Wij weten dat wij allen kennis bezitten, zegt Paulus. Maar kennis maakt opgeblazen en de liefde sticht. Nou, een beetje stichtelijkheid kunnen we wel hebben als het over homoseksulaiteit gaat. Met de Bijbel in de hand is op dit gebied zo ongeveer alles wel bewezen en op zijn minst besproken. Dat ga ik hier niet nog eens over doen. Ik heb er ook een mening over, dat wel. Tot nu toe geloof ik dat seks binnen het huwelijk en dus tussen man en vrouw thuishoort. Elke andere seks is onveilige seks. Letterlijk. Sommige homo's denken daar hetzelfde over. Een meerderheid niet. Ook veel christelijke homo's denken daar anders over. Ik vind het belangrijk onze meningen niet in beton maar in liefde te gieten. Velen hebben hun diepgaande oordeel over homo's klaar zonder er ooit één gesproken te hebben. Ik houd van mensen en dus ook van homo's. Ik baal dat de wereld zo kapot en verrot is dat dit tot ellende leidt. Ik baal nog meer dat we in veel christelijke gemeentes niet echt met homo's kunnen omgaan. Stel gerust je regels en wees daar duidelijk over. Daar heeft iedereen recht op. Maar giet je regels niet in beton. God is Liefde. Dat mag gezegd worden. Zoek eens een homo jongere op en praat met hem of haar. Ga een vragen in plaats van oordelen. Kijk ze in het gezicht en ontdek de mens! Ecco Homo.
Hoewel ik groot en stoer was geworden zat ik nog steeds op catechisatie (zo noem je dat "op catechisatie zitten") Daar werden we verder onderwezen in het belang van de uitverkiezing. Ik kan me niet herinneren dat het ooit ergens anders over ging. Wij hadden geen dominee in die tijd. Dat was heel gewoon want er was een schrijnend tekort. Je moest ook niet alleen uitverkoren zijn en dat weten, maar ook nog een paar wijze mannen daarvan weten te overtuigen. Bijna onbegonnen werk. De ouderlingen die ons catechisatie gaven hebben daar denk ik nooit veel vreugde aan beleefd. Orde was er niet veel al scheelde dat wel per ouderling. Toch wilde ik nog steeds weten hoe het zat met die eeuwige bestemming. Gek genoeg begint ook de evolutietheorie weer "op te spelen". Ik had een paar stripboeken gezien die de Neanderthaler op prachtige wijze in zijn omgeving plaatsten. Het leek ook allemaal zo aannemelijk. Ik ging er meer over lezen en meer en meer in geloven. Dat leverde wel wat intellectuele vrijheid op, maar ook weer een dosis extra schuldgevoel. Ik kende de psalmen en zong regelmatig:"verzoen de zware schuld, die mij met schrik vervult, bewijs ons eens genade" Het hielp wel. Het maakte me rustig. Dat doet het trouwens nog steeds. In tijden van stress is er maar één soort muziek die mij kan helpen rustig te worden en weer op God te zien: Psalmen op hele noten! Tegen het einde van de schooltijd was er een en ander op zijn plek gevallen. Dacht ik. De gereformeerde gemeente had het bij het rechte eind, maar ik kon er niet mee leven. Als God mij uitverkoren had, zou ik dat ooit weleens merken, maar liever niet te vroeg. Vlak voor mijn dood zou het prettigst zijn. De evolutietheorie was waarschijnlijk niet waar, nou ja, zeker niet waar, maar zag er wel veel mooier uit dan het scheppingsverhaal van Genesis en dat niet alleen omdat Adam een broek aan moest en Eva dat niet mocht, of zoiets...

8 juli 2011

De God van mijn vader en seks XIII

SEKS

Misschien wel het grootste religieuze taboe. Als puber ging ik er onder gebukt. Schuldgevoel en seks hoorden bij elkaar. Dat is heel lang zo gebleven en is misschien nog niet helemaal weg. Het was per slot van rekening het eerste wat God deed ná de Schepping: Kleren maken van dierenvellen omdat Hij boos en ernstig gehad geconstateerd dat de mensen niet naakt mochten blijven rondlopen. Over Genesis en evolutie kom ik later nog te spreken. Maar hier stel ik vast dat ik er last van had. Naakt was fout, zondig en deed je ontdekken dat je zondig was. Naakt moest je je verstoppen, zelfs voor God, terwijl die toch alles zag. Naakt en seks liggen heel dicht bij elkaar. En zij waren slecht, allebei.

Dat seksualiteit ook mooi kan zijn, sterker nog, mooi bedoeld is wordt zeker onder christen jongeren niet veel gehoord. Als ze om zich heen kijken zien ze een eindeloze variëteit aan seks en als ze met hun opvoeders praten horen ze vooral: niet aankomen, het is fout, wachten tot je getrouwd bent, niet naar MTV kijken, pas op met internet en ga zo nog maar even door. Het is echt geen wonder dat velen van hen opgroeien met een verwrongen beeld over seks: iets wat ooit wel mooi zou kunnen worden maar vooral meestal niet mag omdat het op het terrein van de zonde ligt. En juist daarvan kan ik oprecht boos worden. Seks is geen zonde! Het moet maar eens hardop geschreven worden, als verder bijna niemand het zegt. Seks is door God bedacht en was één van zijn eerste opdrachten aan de eerste mensen. Zonder seks zou de mensheid niet bestaan. Als seks zonde was en we zouden allemaal stoppen met zondigen kregen we een lege wereld. Seks is door God bedacht om kinderen te krijgen. Zeker! Dat is één van de bedoelingen van seks. Zo goed als het de bedoeling is van eten om het lichaam van de juiste brandstof te voorzien. Maar om het lichaam van de juiste brandstof te voorzien hebben we geen lekkernijen nodig en een glaasje wijn bij het eten is al helemaal overbodig. IJsjes, koekjes, gebak, sausjes, alles overbodig. Toch vinden we het geen zonde om lekker te eten en zolang we ons niet bezatten of ongezond dik worden is het dat ook niet. Zo ook bij onze seksualiteit. Om kinderen te verwekken zou in onze westerse maatschappij een keer of tien seks in je leven meer dan voldoende zijn. Als je voldoende vruchtbaar bent en een beetje oplet wanneer je seks hebt kan je in tien keer wel het gemiddelde van iets meer dan twee kinderen verwekken. En zelfs als we uitgaan van grotere gezinnen – zoals vroeger en elders - is gemeenschap nog steeds heel beperkt noodzakelijk. Natuurlijk is er meer! Dat het aantrekkelijk is om seks te hebben en uiteindelijk zowel een man als een vrouw genot, bevrediging verschaft, geeft wel aan dat God het een beetje anders gepland heeft.

Zwijgen over seks drukt jongeren eeuw in eeuw uit in een rampzalig schuldgevoel waardoor zij op latere leeftijd weer blijven zwijgen over seks. Seks is niet fout, niet verkeerd, niet zondig. Behalve misschien Adam, die de puberteit mocht overslaan, heeft iedere jongen en hebben heel veel meisjes aan zelfbevrediging gedaan. Het is niet nodig je daar schuldig over te voelen. Laten we de luiken eens opengooien. Dat er heel veel slechte dingen over en met seks worden gezegd en gedaan, betekent niet dat wij erover moeten zwijgen. In mijn gemeente heb ik Jan den Ouden van OM een keer gevraagd over seks te preken. Hij nam geen blad voor zijn mond en sprak over zelfbevrediging, orale seks, zoenen, tongzoenen, vrijen. Niet iedereen nam dat in dank af. Maar met jongeren kreeg ik er - eindelijk - gesprekken over en ik worstel nog hoe die gesprekken op gang te houden. De wereld gaat kapot aan seks en wij zeggen gewoon dat het een taboe is: Schande!!

6 juli 2011

De God van mijn vader XII

Puberteit

Als je dertien of veertien bent gebeurt er van alles van binnen! En dat botst gigantisch met van alles van buiten! Hormonen doen al eeuwenlang (en vanuit de eeuwigheid) braaf hun werk! Zo zijn ze gemaakt. Meisjes, bloot, stiekeme blaadjes op de markt moesten doen wat vandaag internet doet. Seks werd belangrijk. Zelfbevrediging was zonde, maar wat moet je? En zondig was je toch. De verdoemenis deelachtig. Dus toe maar. Het gaf afleiding en opwinding in een oververhit lichaam. Wij waren nog niet zoveel gewend. Zelfs het Bijbelboek Hooglied werd met schaamte gelezen. Schaamte omdat we er seks in zagen, terwijl het natuurlijk over de Heere Jezus ging. In die tijd kon ik niet meer gebukt gaan onder mijn zonden, want die last was te zwaar. Alle vlammen van de hel zouden voor eeuwig branden om mij te straffen zonder mij te vernietigen. Na opwindende momenten in mijn eigen kamer volgden er onvermijdelijk uren van wakker liggen. "Daar d'angst der hel mij alle troost deed missen" Ik was ongelukkig en slecht. Slechter dan wie dan ook want wat ik stiekem deed wist alleen God! Wie zou ik het ooit kunnen vertellen. In mijn vrije tijd werkte ik bij de melkboer, Slingerland, in Hendrik Ido Ambacht. Ik deed dat al vanaf mijn achtste jaar of nog eerder. En zou dat blijven doen tot mijn zestiende jaar. Ik wilde niks anders worden dan melkboer. Tegelijk wist ik regelmatig geld uit de tas te stelen om de grote jongen uit te hangen op school. Ik rookte - natuurlijk - en dronk af en toe en steeds meer bier. Dat kostte ook allemaal geld. Ik verdiende te weinig, vond iedereen, dus jatte ik geld. Daar d'angst der hel....vreselijk is het te vallen in de handen van een levende God. Ga weg van mij, Ik heb U nooit gekend!! De weg geweten en niet bewandeld!! De waarheid gekend en toch verloren is oneindig erger dan heidenen die verloren gaan. Je zult met dubbele slagen geslagen worden.

5 juli 2011

De God van mijn vader XI

KLEDING

Ze hebben een heel speciale relatie, kleding en religie. Misschien valt dat nog wel het meest op in de vertrekhal van Schiphol. Bij EL AL staan de orthodoxe Joden te wachten. Ze lijken weggelopen uit een film met hun vlechten, hoeden en zwarte lange jassen. Dichterbij gekomen zijn de jassen niet allemaal even schoon. Maar het teken is duidelijk: De Eeuwige wil dat wij zo gekleed gaan. Alsof God zelf in het paradijs een driedeling zwart kostuum had gesneden voor Adam. Overigens worden ze voorbijgelopen door mensen met hoofddoekjes, moslims in dit geval, want we zijn niet op de Biblebelt , door mensen in Burka's die niet door de controle heenkomen en een enkele Sikh, die van zijn god een tulband om moet om zijn lange haar onzichtbaar te houden. Als je goed kijkt zie je af en toe ook een refo. Niet zoveel, waarschijnlijk voor een behoudende zendingsorganisatie op reis, maar ze zijn er wel. Met rokjes, blouse, ietwat opgestoken haar, allemaal niks mis mee, maar net zo dat je "het" kunt zien.

We kunnen er om lachen of huilen of er onverschillig tegenover staan. Maar kom niet aan onze eigen kleding. Een dominee moet de toga aan, anders is het niet echt. Op den duur ga je zo'n rare jurk gewoon vinden net als de Joden, moslims en refo's. Zo werkt dat. En een evangelische voorganger een stropdas, behalve die in Doelgerichte gemeentes, want die dragen een Hawai shirt. Bij het avondmaal zijn we netter dan anders en anders is het niet netjes. Een oudste moet - ook als het een jeugd-oudste is - zijn spijkerbroek verruilen voor een netter kledingstuk en blote schouders en te veel bloot been zijn zelfs bij huppelende evangelischen niet algemeen geaccepteerd. Intussen vinden we het allemaal weer heel apart als we op vakantie de schouders moeten bedekken en geen korte broek mogen dragen bij het betreden van een kerk. En bij een Moskee trekken we eerbiedig onze schoenen uit. Elke kleed-reli heeft ook zijn (of en vooral haar!) eigen winkels. De hoeden van de refo's, de toga's, de ouderlingenpakken.

Doet kleding er niet toe? Dat doet er niet toe. Kleding mag best iets van je innerlijk reproduceren, maar de ellende is niet te overzien als het wetten worden. En dat zijn het geworden. Niet alleen voor kinderen en pubers, maar wie is er vrij om zich te kleden zoals hij wil? Ik hoor " ze" al zeggen: " Ja, maar dat is gevaarlijk hoor, wat kunnen ze dan al niet aantrekken - of uitlaten, dat is nog veel gevaarlijker" Klopt! Maar dan is het uiterlijk wel weer een afspiegeling van het innerlijk en niet van het oplegde pandoer van het al eeuwen geldende gemeenschappelijke uiterlijk! Het is zo makkelijk iemand te onderhouden over zijn of haar kleding. Een gesprek van hart tot hart is moeilijker, maar wel mooier.

3 juli 2011

De God van mijn vader X

DE MIDDELBARE SCHOOL.

Dat is natuurlijk een stormachtige tijd voor iedere puber. Ik wist nog niet eens wat het was, een puber. Over seks en seksuele ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande groeistuipen werd bij ons thuis niet zoveel gesproken. Als lijzige puber begon ik aan de ULO. Eerst die in Hendrik Ido Ambacht omdat de reformatorische in Dordrecht toch wel heel ver weg was. En die in Ambacht was christelijk, dus het moest wel kunnen vond mijn pa in een verlicht moment. En daar zat ik ineens op school met al die gereformeerde lichtzinnige pubers die natuurlijk nergens zorgen over hadden want voor hun was de uitverkiezing onbekend. Wat wisten zij nou. Niet wat ik wist. Zelfs de leraren (ineens meneer in plaats van meester!) waren van een onduidelijk godsdienstig soort. De Bijbel werd wel gelezen, maar het was die verderfelijke Nieuwe Vertaling (die toen nog aardig nieuw was). Die was onbetrouwbaar had ik geleerd. Op catechisatie, op de lagere school, thuis. En begon de leraar Godsdienst al in zijn eerste lessen over Genesis, wat natuurlijk niet bedoeld was zoals het er stond. Ik was confuus en bedacht een uitweg. Ik vertelde alles - misschien iets aangedikt - thuis. Met als gevolg dat een verhuizing naar de reformatorische school in Dordrecht onvermijdelijk was. Ik voelde mij schuldig, maar had mijn zin. Ik was weer bij mijn vrienden terug en kon ook weer wegzakken in het inmiddels vertrouwde, bijbelgetrouwe onuitverkoren gemak. Op de Balthazar Lydius school voor U.L.O. was alles zeker. De Bijbel, de geologie, de belijdenisgeschriften, de psalmen op hele noten, de meisjes in rokken en kniekousen, de vlechten in hun haar. Het rook er reformatorisch (dat woord werd toen nog niet zo gebruikt) en het was er ook reformatorisch. Een broek was zo verkeerd, dat de meiden hem midden in de winter wel aanhadden onder hun rok, maar hem allemaal stiekem uittrokken op het toilet om vervolgens keurig met rokje en kniekousen over panty in de schoolbankjes te zitten.

2 juli 2011

De God van mijn vader IX

ZINGEN

Tegenwoordig zingen we alleen nog maar in de kerk of (heel soms) op het voetbalveld. Ik bedoel dan iedereen, want er wordt natuurlijk door heel veel liefhebbers ook gezongen op koren, in bandjes op zangles en noem maar op. In de kerk hoort zingen erbij! Nou scheelt het natuurlijk wel wat voor kerk.

Er zijn Psalmkerken, Gezangenkerken, Liederenkerken en Opwekkingskerken. Daar blijft het niet bij, want zou zou veel te eenvoudig zijn. We hebben Psalmen-op-hele-noten-kerken, Psalmen-uit-oude berijming-kerken, Psalmen-uit-nieuwe berijming-kerken, die dan dikwijls wel weer samenvallen met Liedboek (= gezangen) kerken. Deze kerken hebben soms ook nog aanvulling in evangelische bundels met een overlap naar liederen en opwekkingsbundels. Sommige kerken zingen absoluut geen opwekkingsliederen en ander weer absoluut geen psalmen-op-hele noten. De Liederenkerken zitten een beetje in de verdrukking. De Johan de Heer bundel en Glorieklokken raken een beetje uit. Soms is er weer een overlap met de evangelische liedbundel en soms ook met opwekkingsliederen.

Nu zou dat allemaal nog niet zo erg zijn, maar de traditionele domme en eigenwijze, welgemeende echtheid en onechtheid gaan meestal ook nog eens pontificaal op hun eigen bundeltje zitten. Er zijn er die er zelf nóg een maken. Wat je zelf maakt is het beste, nietwaar? De anderen gaan doordat zij zich niet aan ónze regels houden soms naar de hel en - als die bijvoorbeeld niet meer bestaat - naar de bible belt of een andere achterstandswijk.

Dan hebben we het nog niet over de begeleiding. Met orgel, piano of zelfs een band. Liturgisch, opgewekt, snel of langzaam. Vijf liederen zonder voor- en naspel (nee het gaat over muziek!) of juist vijftien liederen met heel veel voor-na- en tussenspel. Bij de psalmen heb je dikwijls het idee dat je iets moet doen - handklapt en betuigt, onze God uw eer - bijvoorbeeld, maar dat mag niet. Dat is helemaal fout want klappen en opstaan en betuigen doen we weer bij de opwekkingsliederen. Het is bij binnenkomst van een vreemde kerk een heel gedoe uit te vinden wat er hier nu wel en niet hoort. Gaan ze staan, blijven ze zitten, gaan de handen omhoog, wordt er geklapt, heb ik een boekje nodig of is er een beamer, zingt het koortje om te begeleiden of is het een liturgisch kerkkoortje wat met hoge stemmetjes Bach probeert te oreren.

Het is wel belangrijk om deze zaken allemaal goed in je op te nemen, want de meeste zang is na heel veel touwtrekken onder zware druk tot stand gekomen. En denk niet dat het over niks gaat, want het is allemaal heel erg principieel, traditioneel, eigenwijs en echt gemeend. En meestal ook heel "typisch" (Ik zeg maar meestal zodat iedereen zich tot de niet "typische" uitzondering kan rekenen). Dat moet ik natuurlijk wel uitleggen. Zingen hoeft niet zo gek te zijn, maar jouw principes met betrekking tot hoe, hoe lang, hoe hard, hoeveel er gezongen moet worden is dat meestal wel. Het maakt God echt niks uit hoe je zingt als het maar met je hart is. Daar zit natuurlijk ook weer een probleem, want wie organiseert dat? Het moet maar net jouw psalm zijn, die je in drie coupletten heel langzaam mag zingen of jij moet noumaar - net als de zangleider - in je hart hebben om opwekking 666 zes keer te herhalen, het refrein ook zes keer om met zes keer de laatste regels te besluiten. Soms word je meegenomen, maar ook soms, meer dan soms, is het cultuur. Dat wat we elkaar doorgeven, onze kinderen leren en waar we elkaar op afrekenen. Je kan toch alleen maar geestelijk zijn met Psalmen, Gezangen, o nee, Johannes de Heerrrrr of vooruit dan maar, Opwekking.

1 juli 2011

De God van mijn vader VIII

Toen ik twaalf jaar was was ik godsdienstig gezien al helemaal gevormd en in sommige gevallen ook ernstig misvormd. Denk nu niet dat dat alleen voor kinderen uit "zware" kerken geldt, want al gingen de gereformeerde en rooms katholieke jongens en meisjes niet écht naar de hel, hun misvorming was er zeker niet minder om. Ook hen werden de tradities uit de eeuwen en de eeuwigheid als waarachtige zekerheden ingeprent en ook hen zou het tot op de dag van vandaag heel veel moeite kosten om zich daaruit te bevrijden.

Intussen ging de leer van de kerk en vooral de leer van de uitverkiezing een steeds grotere rol spelen in mijn gedachten. Het beheerste en controleerde mijn leven. Het feit dat er een God was die als een grote almachtige heilige Bangmaker ergens beweerde dat Hij liefde was, maar dan alleen voor zijn uitverkorenen. Ik geloofde het, want wat moest je anders. Maar ik had er niks mee, want ik kon er niks mee. Als een soort test ging je de raarste dingen bedenken. Als God gedachten kon lezen wist Hij het. En dan maar zien of er wat gebeurde. Ach wat. Hij wist alles toch allang. Het maakte niet uit wat je deed en toch wel. God gebruikte wat je deed om duidelijk te maken wat Hij had bedacht. Ingewikkeld, maar zo zat het nu eenmaal. En als je dan alleen bent, ver van huis doe je dingen die niet kunnen. God mag het weten, want die weet toch alles. En verder weet niemand het. Diep van binnen, op één of ander onmogelijk plekje weet je wel, dat het niet goed was. Dat het niet kon. En toch gebeurde het. Niet buiten je wil om. Natuurlijk niet. Voor zonden was je zelf verantwoordelijk. Heel anders dan bij "goede werken". Als ze al bestonden kwamen ze van de Allerhoogste zelf. Hij bewerkte ze in ons buiten onze wil om. En al het "boze dat ik heb gedaan" kwam natuurlijk regelrecht uit die door de erfzonde verziekte zielen van kinderen en jonge mensen. Daar hielp geen Volk en vaderland, geen werk en geen bloed tegen. O ja, wel bloed. Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden. Maar daar had je toch ook niet zoveel aan. Dat gold alleen maar voor zijn uitverkorenen. Die konden er ook niks aan doen, dat ze uitverkoren waren, maar het waren toch "Gods lieve kinderen". Bevoorrechtte positie. Naar de hemel! Was natuurlijk ook niet alles. Eeuwig zingen van Gods goedertierenheên. Altijd in de kerk. Altijd naar preken luisteren. Altijd en eeuwig maar zingen.

30 juni 2011

De God van mijn vader VII

DE LAGERE SCHOOL

Op de lagere school leerden we dat we met dergelijke dingen niks te maken hadden. We leefden ons eigen leventje en hadden nauwelijks contact met anderen dan zwaar reformatorische mensen. Wij waren van de Gereformeerde Gemeente. Dat was het beste. Daarna kwamen de uitgetredenen, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De vrije Oud gereformeerde gemeente in H.I. Ambacht kon er ook mee door. De Gereformeerde bond in de Hervormde Kerk ook nog wel, alhoewel dat toch al moeilijk lag. Zo werd mijn kerkelijk besef gevormd rondom het begrip van de waarheid. Wie er gelijk had was niet de vraag, maar hoe aan te tonen dat wij het bij het rechte eind had. Onze catechisatieboekje (ook al zo'n woord - welk kind wil er nou op catechisatie) vermeldde achtereenvolgens de dwalingen van de Pelagianen, de Arminianen, de Luthersen, de Wederdopers, de Jehova's getuigen (in een bijlage natuurlijk) om ons te trainen in een juist godsbesef. Ik schrijf het hier met kleine letters, want het ging "nergens" over natuurlijk. Nou ja, nergens, in ieder geval niet over een juist Godsbesef. God was meer de hemelse chef geworden, die al zijn aardse werknemers de juiste regeltjes voorhield en nauwkeurig bijhield of ze zich daar wel aan hielden.

School en kerk sloten nauw op elkaar aan. Dezelfde sombere leer was uitgangspunt. Niet dat we op school niet konden lachen. Dat deden we wél. We zongen en lachten, we speelden en het was op ons schoolplein net zo'n dolle boel als op het schoolplein van de gewone gereformeerde kinderen. Religie, Godsdienst was zo deel van ons leven dat de zaken van de eeuwen en de zaken van de eeuwigheid dwars door elkaar heenliepen. Bekeerde kinderen hadden we bijvoorbeeld niet. En dat kwam ook nooit ter sprake. Op school dan. Dat was uitgangspunt. In de kerk wel. "Jongens en meisjes, het is ook voor jullie hoor!, werd er af en toe vanaf de kansel geroepen" maar dat kon natuurlijk helemaal niet, aangezien de zaak al lang beklonken was. En áls je uitverkoren was kwam je daar pas op latere leeftijd achter. Gereformeerden en Rooms Katholieken hadden daar geen last van. Die dachten allemáál naar de hemel te gaan. Ze zouden het nog wel ontdekken. Met een ingebeelde hemel naar de hel was vreselijk. Wij gingen zeer waarschijnlijk ook wel naar de hel, maar wij wisten het tenminste.

28 juni 2011

De God van mijn vader VI

AVONDMAAL

Nu we het er toch over hebben. Het is een heel gedoe met dat avondmaal. Om nog maar niet te spreken over die vervloekte paapse mis. In mijn kerk "mag" een gewone oudste (wat bij anderen weer een ouderling is) het avondmaal bedienen, wat bij anderen, vooral in reformatorische kerken natuurlijk weer niet mag. Want we geloven dan wel niet meer in de con- of transsubstantiatie (brr...dat betekent gewoon dat brood echt Jezus wordt, in de Geest Jezus of gewoon brood blijft), maar een heilige handeling blijft het. Vroeger - in mijn kerk, de gereformeerde gemeente (wat weer héél wat anders is dan de gereformeerde kerk) was avondmaal een trieste bedoening. De dienst duurde twee keer zolang, er was een week van voorbereiding, een nabetrachting en één, twee of zelfs drie tafels uitverkorenen. Meer moesten het er niet worden, want zoveel waren er niet. Eén uit een dorp, twee uit een stad. iedereen was stil, vrouwen in het zwart huilden omdat ze wel aangingen of juist omdat ze geen vrijmoedigheid hadden. Omdat je toch niet weg mocht keek je maar. Vooral om er thuis over mee te kunnen praten. "Nou, nou, die vrouw van de Jong, heb je die gezien? Die ging ook aan, maar ze was wel licht gekleed hoor. Ik had het niet gedacht, want ze hebben zelfs radio thuis!!" Natuurlijk waren er mensen met een oprecht en diep verlangen om aan het avondmaal te gaan. Maar die werden tegengehouden door al die domme en onechte tradities en gewoonten. De super-heiligheid, waarmee de tafel omgeven werd. Alleen de dominee die het mocht "bedienen", de strak witte tafellakens, het zilveren avondmaalsstel, zo was het eeuwen geleden en zo moest het zijn. En vooral arme zondaars die huilend uit de bank durfden opstaan na de zoveelste nodiging. Zo moest het ook. Beséffen we wel, dat het allemaal onnodig en dikwijls onecht is, maar dat ook evangelischen van vandaag er onder gebukt gaan. Dat ook wij (ik schrijf even wij als evangelische voorganger, maar het geldt net zo goed voor gereformeerden en andere schaapachtigen), dat ook wij een wit tafellaken willen, met tinnen of zilveren kannen. Dat ook wij het al revolutionair vinden om in plaats van witbrood zonder korstjes madzes te gebruiken. Dat ook bij ons de heilige beker nog met grote huivering rondgaat omdat de angst van vroeger er nog in zit. Ook wij kunnen felle onenigheid hebben over de bediening van het avondmaal, het brood wat we gebruiken, de wijn die we schenken, de muziek die we erbij spelen, of er vrouwen of mannen mogen bedienen, of de beker eerst mag (voor één keer), of we ronddelen of ophalen. We zijn zo goed in staat om van de hele bediening zo'n santenkraam te maken, dat we de inhoud op de achtergrond stellen. We wéten wellicht nog dat het gaat om het Lichaam en het Bloed van Christus, maar het hoe of wat van de inhoud wordt grotendeels versluierd door onze tradities en de ruzies daarover. Ook in onze hedendaagse niet gereformeerde gemeentekerken duren avondmaalsdiensten lang, zijn ze saai voor kinderen, snappen een heleboel mensen er niks van en zijn we blij dat we het niet méér dan één keer per maand hoeven te doen. Ook vandaag zijn er veel kerken en gemeentes (let op het subtiele verschil!) waar juist met avondmaal andere kleding en een andere stemming wordt verwacht zonder dat dat wordt gekoppeld aan de inhoud. Ik schop niet tegen kleding, maar tegen onechtheid! Doe vooral een pak aan als je dat wilt, maar suggereer niet, suggereer nooit! dat God dat zo wil. Daar heeft Hij niks over gezegd en er is ook nog nooit iemand ziek geworden omdat hij geen stropdas aanhad bij het avondmaal.

De angst voor de "vervloekte afgoderij" van de "paapse mis" zit er intussen ook nog goed in. De keren dat ik naar voren ben gelopen om de eucharistie te ontvangen had ik het gevoel dat stiekum te moeten doen. Als gemeenteleden het zouden zien, deed ik het maar niet, want ik zou ze van hun geloof af kunnen brengen. Dat heb ik afgeschud. En als zonde beleden! Het is niet goed om zo aan buitenkant te doen. Als je niet mee kan of wil doen, die je het niet, Geen probleem al moet je natuurlijk wel héél goed nadenken waarom niet. En als je wel meedoet doe je het altijd! Ook in de rooms katholieke kerk.

Terwijl ik dit opschrijf besef ik dat ik eigenlijk aanzet tot insubordinatie, ongehoorzaamheid. het mág helemaal niet. Niet van de Paus, maar ook niet van de gereformeerde gemeente en van de PKN en van andere kerken die niet hebben besloten "met elkaar in gemeenschap" te zijn. Nou kunnen we ook daar weer uren, dagen maanden jaren over gaan vergaderen om er vervolgens niet uit te komen. Zelf sla ik die stap liever over en ga ik gewoon zolang ik niet geweigerd word. Waarom zou ik iemand, wie dan ook, over mijn geweten laten oordelen? Hij die mij oordeelt is God en dat is soms al eng genoeg.

Juist in het avondmaal belijden we dood en opstanding van Christus. Dat heeft niets te maken met religie, gewoontes, stijfheid, kerkordes en andere verwarring stichtende documenten, maar met de levende Heer! (of Here, of Heere, of HEERE)

26 juni 2011

De God van mijn vader V

Op school leerde je ook weer van alles uit de afgelopen eeuwen en - zoals een reformatorische school betaamt - ook uit de eeuwigheid. Dat liep ook weleens door elkaar. Uit de afgelopen eeuwen leerden we dat de Rooms Katholieke kerk nóg erger was dan de gereformeerde kerk, dat Calvijn een door God geleerde was en Luther wel geroepen tot de reformatie, maar toch nog vol dwalingen. Fluks werd dan ook het rooms katholieke kind samen met het badwater weggegooid. Niet alleen letterlijk. Dat ook natuurlijk. Je ging niet om met rooms katholieke kinderen. Maar ook en vooral een heleboel traditionele, onechte dommigheden. Beelden waren verkeerd! Nou ja, om te aanbidden dan en daarom kon je er maar beter helemaal niks mee van doen hebben. De Paus, als plaatsbekledder!! van Jezus, had zelfs het tweede gebod in zijn geheel uit de Bijbel geschrapt. Gesneden beelden en daarvoor te buigen was voor hem prima! En de Paus was onfeilbaar, dus als hij iets schrapte geloofden alle katholieken dat. En de Bijbel lezen mochten ze sowieso niet. En ze geloofden écht dat een stukje brood bij het avondmaal - echarisdinges noemden zij dat - het Lichaam van Christus werd. Nou ja, dan vraag ik je. Had Luther niet terecht gevraagd wat er dan de volgende dag in de wc lag, ja, nou??? De catechismus leerde dan ook heel terecht dat we hier te maken hadden met de "paapse mis, die niet anders is dan een vervloekte afgoderij". Nou nou, staat er nog steeds in hoor, in die catechismus, die ook deel uitmaakt van de belijdenisgeschriften van de PKN. En hele volksstammen zeggen het vandaag nog net zo omdat het domme, traditionele, eigenwijze onechtheden zijn, die nu eenmaal geloofd dienen te worden omdat ze opgeschreven zijn.

25 juni 2011

De God van mijn vader IV

Na mijn zesde verjaardag overleed Opa vrij plotseling aan een hartaanval. Hij zag het aankomen en dat kwam natuurlijk doordat hij een echt kind van God was. Als kind mocht ik eigenlijk niet meer naar zijn dode lichaam kijken. Ik heb het toch gedaan, stiekem. Ik moest zeker weten hoe het zat, Gek genoeg was het lichaam er nog, maar ik kon wel duidelijk zien dat Opa óók in de hemel was. Ik had natuurlijk geen benul van alles wat hij mij had meegegeven. Het is er tot op de dag van vandaag. Uit de afgelopen eeuwen en uit de eeuwigheid. Het heeft erg lang geduurd voordat ik kon gaan ontdekken hoe de kerstboom was opgetuigd. Met heel veel ballen en slingers. Die hoorden er niet bij, maar waren ook niet weg te denken.

Wij hebben allemaal onze Opa's en onze juffrouwen de Koe. Onze baby- en peuterjaren zijn van doorslaggevend belang op onze ontwikkeling. En wat is het moeilijk om de ballen uit de boom te halen. Ze hangen er al ons hele leven!

Kort nadat Opa overleed hadden wij een auto en kochten wij een huis. Daar werd een beetje raar over gedaan. Niet te veel over praten, niet direct echt juichen! Dat deed je dus blijkbaar niet over dit soort dingen. Pas héél veel later begreep ik dat het gekocht was van de geërfde centjes van Opa en daar kon je dus niet echt blij mee zijn. Wel blij natuurlijk, maar dat laat je niet merken. Geld en rijkdom waren sowieso geen dingen waar je uitbundig blij mee mocht zijn. Je zou maar rijk worden, dan werd het nóg moeilijker om in de hemel te komen. Rijke jongeling, rijke man, arme Lazarus, ik kende voor mijn achtste verjaardag alle verhalen uit de Bijbel. Ze werden verteld, voorgelezen, overhoord, nagevraagd. De kennis van de Bijbel was super belangrijk. Als je verloren gaat is dat eigen schuld. Het volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft. Hoe dat te rijmen met de reeds in de eeuwigheid beklonken zaak kwam toen even wat minder bij mij op. Ik wilde gewoon tien jaar worden, want dan was je iemand. Ik leerde het verschil tussen stadsjongens en jongens op het platteland, in de polder. Als stadsjongetje sloeg ik in Hendrik Ido Ambacht een modderfiguur. Ik kon niks, was een bleekscheet en had geen verstand van polderen. Dat klopte. Ik wist niet eens wat polderen wás. Dat was ook de reden dat ik nooit mee ging polderen. Misschien had ik dan wel de verkeerde schoenen aan of moest ik geld hebben of moest je je uitkleden, weet ik veel. Intussen zat ik wel op een reformatorische school, de Willem de Zwijgerschool in H.I. Ambacht. Er was ook wel een "School met den Bijbel", maar daar zaten ze fout. Die waren gereformeerd of nog iets ergers. We hadden er weinig contact mee. Soms werd er een veldtocht georganiseerd, maar meestal was iedereen precies op tijd bang genoeg om het niet door te laten gaan.

22 juni 2011

De God van mijn vader (III)

Het werd wel de nestgeur, die mijn m'n hele leven bijgebleven is. En hoe warmer het nest, hoe moeilijker het is om te ontdekken dat het er soms ook niet in orde was.

De kleutertijd wandelde zomaar binnen en zittend op de knieën van mijn opa leerde ik psalmversjes. Dat was niet zielig, het was zalig!

Opent uwe mond,
eischt (zo schreef je dat toen) van mij vrijmoedig,
op mijn trouw verbond,
al wat u ontbreekt,
schenk ik, zo gij 't smeekt,
mild en overvloedig.

Opa zei ook dat het klopte. Als je je mond maar wijd genoeg open deed zou God heel beslist luisteren. Ik moest maar op mijn gedoopte voorhoofdje wijzen en God zou direct beseffen dat Hij er niet onderuit kon. Niet als een automatisme, zo werkte dat niet. De zaak was per slot al beslist. Verkiezing noemde je dat en dat was fijn. Want daarom kon je gewoon pleiten op je doop en als God je dan zou redden was dat mooi toch Zijn werk. Kon niet anders, want het was er al voor ik er was. Het klopte als een bus, want ik wist niet beter.

Toen ik de kleuterschool ging bezoeken, de Koningin Emmaschool in Rotterdam, was er al snel een prachtige kerstboom in de klas. En wij leerden er liedjes bij. "O dennenboom, wat zijn uw takken wonderschoon" en "Stille Nacht". Er waren toen nog geen reformatorische scholen, dus dat moesten mijn ouders maar voor lief nemen. Anders was er van een dennenboom geen sprake geweest. Ik galmde ze graag mee, de kerstliederen. Ook toen al vond ik - in tegenstelling tot iedereen - dat ik prachtig kon zingen. Thuisgekomen zong ik het voor aan Opa: Hij kwam op de aarde voor ons allemaal (3 x). Ik had het kunnen weten. Dat klopte niet en voor ik het wist zat ik aan juffrouw de Koe (zo heette zij) te vertellen, dat Jezus natuurlijk alleen voor zijn uitverkorenen naar de aarde was gekomen. Dit soort liedjes klopten niet en de kerstboom eigenlijk ook niet. Alleen Opa klopte en mijn papa en mama ook wel een beetje. Bij Opa mocht ik psalmen zingen, ook als ik met hem over de Coolsingel in Rotterdam naar de poppenkast ging kijken. Of als we in de bus zaten. Opa was een echte gelovige. In de uitverkiezing, maar ook een heleboel andere dingen.

19 juni 2011

De God van mijn vader (II)

Het was een heleboel wat dit toen nog kleine manneke moest gaan leren. Dat werd er ook wel altijd bij gezegd:"Jij moet nog een hoop leren!" En meestal werd dan de daad bij het woord gevoegd. Mijn eerste twee jaren heb ik - zo begreep ik achteraf - geleerd dat ik op de po moest poepen, niet mocht krijsen op bed, met een lepel moest eten, niet met mijn handen tegen het raam mocht staan en zo nog een heleboel nuttige zaken. Soms werden ook twee dingen handig samengevoegd. De onderkant van de kinderstoel werd voorzien van een po. Je mocht er toch niet af voor je je bordje spinazie leeghad en dat duurde soms erg lang, want ik moest nog leren dat het lekker was. Hoe langer het duurde hoe groter de kans dat er ook wat in de po werd gedaan. Dan was er toch nog iets om blij over te zijn.

Ik geloof niet dat ik de woorden bewust gehoord heb. Ze moeten zijn uitgesproken bij mijn doop: Onbekwaam tot enig goed, geneigd tot alle kwaad, aan allerhande ellende en zelfs aan de verdoemenis onderworpen. Gehoord heb ik het toen niet, maar ik kan me geen moment herinneren waarop ik dit niet heel zeker wist. Van mij deugde niks en de enige die er nog iets aan kon doen was God Zelf. Nou ja, Hij eigenlijk ook niet meer, want de zaak was al beklonken voor ik geboren werd. De eerste jaren maakte mij dat nog niet bang. Alles was zo vertrouwd en dus zo'n soort God ook wel.

18 juni 2011

De God van mijn vader.

Soms zijn we heel erg bang onze eigen waarheden ter discussie te stellen. We graven ons bij voorbaat in en zijn direct al niet meer in staat tot luisteren. Vooral als er geknaagd wordt aan "aloude" zekerheden, overgedragen van geslacht op geslacht. Maar ook als er opmerkingen komen over dingen die ons "heilig" zijn. Evolutie, kruis, opstanding, wonderen, schepping, vrouwen als sprekers, kinderen en avondmaal, Islam, Koran, allochtonen, milieu. Om er maar eens een paar te noemen. De Bijbel zegt: We kúnnen ons niet tégen de waarheid verzetten, we kunnen ons er slechts voor inzetten!" (2 Kor. 13:8). Dat vind ik nog eens een evangelie. De waarheid kan een stoot(je) hebben!

Gevangen in het web van moeten en mogen, horen en niet horen, durft er bijna niemand meer te kijken naar wat echt is. Waarheid en echtheid liggen zo dicht bij elkaar dat onechte mensen niet de waarheid kunnen laten zien. Nu zijn er wel verschillende soorten onechtheid. Er is domme, welgemeende onechtheid en er is traditionele, eigenwijze onechtheid. En natuurlijk zijn er ook gewoon domme, welgemeende, traditionele en eigenwijze onechtheden.

Toen ik geboren werd wist ik niets. Niet iets dat ik mij kan herinneren in ieder geval. In ijltempo werden mij alle verworvenheden van de afgelopen eeuwen bijgebracht. Dat - wist ik later - noemen ze cultuur. Het had te maken met van alles, het huis, de trap, het geluid voor de onderburen, u zeggen tegen papa, jij tegen je vriendjes en nog heel veel andere zaken. Die waren goed en dus hoorde je het zo te doen. Niet alleen de verworvenheden van de afgelopen eeuwen, maar ook de waarheden uit de eeuwigheid werden onmiddellijk toegepast. Mijn ouders haastten zich naar het doopvont om het zegenrijke water over mijn zondige hoofdje te laten sprenkelen en daarna werd er dag in dag uit gezongen en gebeden. God werd eerbiedig gevraagd onze "spijze" (wat dat dan ook mocht zijn) te zegenen en als ik onder luid tegenstribbelen naar bed werd gebracht werd ik gedwongen te zeggen:"Ik ga slapen, ik ben moe" Dat dat nou juist niet zo was en dus een leugen deed er niet toe. God wilde dat je ging bidden voor het slapen en dus deed je dat. wordt vervolgd

14 juni 2011

Liefde overwint

Ik heb het boek "Love wins"van Rob Bell besteld. Zijn promo filmpje op You Tube raakte mij, zoals dit onderwerp altijd weer doet. De hel speelt een grote rol in mijn leven vanaf mijn vroegste jeugd. Ik was er doodsbang voor, vooral omdat door de leer van de uitverkiezing de kans op het ontlopen ervan zo klein leek. En als de hel is wat mij geleerd is - een onuitblusbaar vuur waarin een mens voor altijd leeft en eeuwige gepijnigd wordt - is er waarachtig ook wel iets om bang voor te zijn. In die hel geloof ik niet meer. Er zijn wel enkele teksten - vooral bij Jezus - die zoiets suggereren, maar ik kan eenvoudig niet geloven dat dat het eindeloze lot van de meeste mensen is. Maar wat dan? De alverzoening, zoals geleerd door mijn goede vriend Andre Piet en anderen bevredigt mij ook niet. Daar is de vrije wil en dus de vrijwillige liefde die God zoekt bij zijn mensen eigenlijk verdwenen. Zou Rob Bell de oplossing hebben? Ik hoop natuurlijk weer nieuwe dingen te ontdekken. Vooral over de waarheid en de liefde van God.

11 juni 2011

Het gouden kalf op de Pinksterdag!

Nog tijdens de "uitstorting" van de Wet op de Sinaï maakte Aäron het gouden kalf. (exodus 32:4) In extase danste Israël rondom de "god die ze uit Egypte had geleid". Precies 50 dagen na de uittocht, na het eerste Pesach (Pasen) was er de eerste Shavoe'ot (Pinksteren). God verbindt Zich met zijn volk door een huwelijksverbond, de afspraak van de 10 Woorden. Een vrijwillig verbod: Alles wat de Eeuwige van ons vraagt zullen we doen! De dienst aan het gouden kalf leek heel echt: dit was de god die ze had uitgeleid, zij rukten hun ringen en goud af om ze te geven. Ze hadden er álles voor over een extatische, zichtbare god te vereren. Ook vandaag hebben christenen die zouden leven uit geloof en zonder te zien er alles voor over om wél te zien. De meest misleidende wonderen tot het met het bij bosjes neervallen van mensen en het geest-geleid blaffen als honden en lachen als dronken mensen. Met een beroep op Petrus die ook "vol zoete wijn" leek op de Pinksterdag in Jeruzalem. Ik wacht liever tot Mozes weer van de berg komt, oftewel Jezus terugkeert vanuit het Hemels Heiligdom.

8 juni 2011

Onenigheid in de kerk?

Dat klopt. Het is van alle tijden en het zal ook wel zo blijven. Net zoals bij de voetbalvereniging, de PVDA, de buurtclub en de oudercommissie. Soms gaat het goed. Soms ook helemaal niet. Soms kómt het goed en soms gaan we uit elkaar. Pijn, verdriet en verwijt. Maar ja, de kerk! Daar moeten we toch beter weten? Weten van genade, van vergeving, van liefde, van geduld. Dat weten we ook wel, maar dat te leven moeten we leren. Overal, elke club en zelfs in de kerk. Dat doet namelijk pijn, maakt onzeker, kwetsbaar. Dan moet je ongelijk bekennen en tegelijk de waarheid vasthouden alsof je leven er van afhangt (en dat is nooit zo!). Ons leven hangt van geen enkel dogma af. Ons leven is ons gegeven door de Eeuwige en doorgegeven door Jezus Christus. In Hem zijn wij vrij! Onenigheid zal er wel blijven, Maar hoe meer we leren, hoe meer het leermomenten worden. Om stenen pasklaar te maken voor de bouw van een geestelijk huis.

6 juni 2011

Is Godsdienst indoctrinatie?

Mogen we kinderen opvoeden met het geloof in God? Of moeten we kinderen opvoeden met het geloof dat iedereen altijd zélf mag bedenken of hij in een god gaat geloven. Of vertellen we ze gewoon dat tegenwoordig niemand meer gelooft in God. Of gaan we alleen uit van de wetenschap en zeggen we dat je - behalve de eerste jaren in sinterklaas - verder nooit iets moet geloven. En als we niet vertellen dat we zelf wél in God zijn gaan geloven en dat graag gemeenschappelijk beleven, laten we de kinderen dan thuis? Want zij moeten vrij zijn om te kiezen en dat kan alleen als je nergens toe gedwongen wordt. Maar als ze dan mee wíllen naar een kerk. Het valt niet mee om niet te indoctrineren. Iedereen indoctrineert! Doctrines zijn leer-stellingen. We doen niet anders met onze kinderen: gevaarlijke besjes, voorzichtig oversteken, eerlijk zijn, goed uitrusten, respect voor gezag, vrijheid van denken, geloven in God of niet geloven in god. Is Godsdienst indoctrinatie? Natuurlijk is dat zo. Jammer dat kinderen dikwijls niet de goede voorbeelden hebben.

5 juni 2011

Waarom zou je naar de kerk gaan?

Daar is maar één antwoord op: omdat je - samen met anderen - de kerk bént. De Levende God is bij zijn kinderen. Manifesteert zichzelf in het midden van de gemeente. Ook in je eentje kan je Godservaringen hebben. Zeker! Maar je kunt ze niet delen én niet ontvangen via anderen. Christen ben je niet solo. Je maakt deel uit van het Lichaam van Christus en de hand kán niet zeggen tegen de voet: Ik heb je niet nodig! En dat is niet alleen een mystiek Lichaam, waar je tóch wel bijhoort. Dat is een Lichaam met leiding. Van het hoofd in de hemel en van een mond, oren en een zenuwstelsel op aarde. Zijn Geest is in de gemeente. Je kunt niet zonder. De gemeente is geen organisatie, maar een organisme, dat is zeker waar. Maar een organisme is wel degelijk georganiseerd. En daar ben jij bij nodig, anders is er een gehandicapt Lichaam. Wij kunnen niet zonder jou, daarom zou je naar de kerk gaan. En niet alleen gaan, maar je eraan overgeven. Dat is gemeente zijn. Solo gaat dat niet!

4 juni 2011

Israël

"Beschouw ons niet als heiligen en niet als schurken, zie ons als gewone mensen. Het doodknuffelen van Israël is ook anti-semitisme." Een uitspraak van rabbijn Tsvi Marx op het symposium dat ik gisteren bezocht. Hoeveel zijn er niet die daarmee bezig zijn: het doodknuffelen van Israël alsof het een heilige natie is. Dat is het niet, dat moet het wel worden! Op vrienden mag je, moet je kritisch zijn. Anders zijn het geen vrienden. Op vrienden kun je wél bouwen, altijd! Ik laat me niet misleiden door de moorddadige Hamas ideologie. Neem eens 2.19 minuten de tijd dit filmpje te bekijken en huiver! Israël heeft vrienden nodig, die haar fouten zien en toch van haar houden. Zo'n vriend wil ik zijn.

1 juni 2011

Mladic, het nieuwe monster.

We hebben een nieuw monster. Jarenlang gold Hitler als het voorbeeld van ultieme slechtheid, maar Ratko Mladic neemt zijn rol over. Het is heerlijk om al je frustratie te uiten in een ultieme saamhorigheid: We haten Mladic. Hem hoef je niet te vergeven. Zeven maal zeventig maal is nog niet eens genoeg. Hij was een pure moordenaar, die zonder reden duizenden mensen over de kling joeg. Gisteren bezocht hij het graf van zijn dochter en nam afscheid van zijn kleinkinderen. Misleiding natuurlijk. Een monster doet zoiets alleen maar om ons zand in de ogen te strooien. In vergelijking met Mladic hebben we allemaal hoogstens een splintertje in ons eigen ook. Zo´n balk als hij kan je niet over het hoofd zien. Hoe monsterlijker Mladic, hoe kleiner mijn splintertje, daar zijn we het wel over eens. Van links tot rechts, van PVV tot PVDA, van Christen tot Moslim. Betaal maar wat je schuldig bent. Mladic, Kahn en Benno L. Vooruit dan maar. Wij kunnen weer verder.

Campo Minado! Yellow&Blue