25 juni 2011

De God van mijn vader IV

Na mijn zesde verjaardag overleed Opa vrij plotseling aan een hartaanval. Hij zag het aankomen en dat kwam natuurlijk doordat hij een echt kind van God was. Als kind mocht ik eigenlijk niet meer naar zijn dode lichaam kijken. Ik heb het toch gedaan, stiekem. Ik moest zeker weten hoe het zat, Gek genoeg was het lichaam er nog, maar ik kon wel duidelijk zien dat Opa óók in de hemel was. Ik had natuurlijk geen benul van alles wat hij mij had meegegeven. Het is er tot op de dag van vandaag. Uit de afgelopen eeuwen en uit de eeuwigheid. Het heeft erg lang geduurd voordat ik kon gaan ontdekken hoe de kerstboom was opgetuigd. Met heel veel ballen en slingers. Die hoorden er niet bij, maar waren ook niet weg te denken.

Wij hebben allemaal onze Opa's en onze juffrouwen de Koe. Onze baby- en peuterjaren zijn van doorslaggevend belang op onze ontwikkeling. En wat is het moeilijk om de ballen uit de boom te halen. Ze hangen er al ons hele leven!

Kort nadat Opa overleed hadden wij een auto en kochten wij een huis. Daar werd een beetje raar over gedaan. Niet te veel over praten, niet direct echt juichen! Dat deed je dus blijkbaar niet over dit soort dingen. Pas héél veel later begreep ik dat het gekocht was van de geërfde centjes van Opa en daar kon je dus niet echt blij mee zijn. Wel blij natuurlijk, maar dat laat je niet merken. Geld en rijkdom waren sowieso geen dingen waar je uitbundig blij mee mocht zijn. Je zou maar rijk worden, dan werd het nóg moeilijker om in de hemel te komen. Rijke jongeling, rijke man, arme Lazarus, ik kende voor mijn achtste verjaardag alle verhalen uit de Bijbel. Ze werden verteld, voorgelezen, overhoord, nagevraagd. De kennis van de Bijbel was super belangrijk. Als je verloren gaat is dat eigen schuld. Het volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft. Hoe dat te rijmen met de reeds in de eeuwigheid beklonken zaak kwam toen even wat minder bij mij op. Ik wilde gewoon tien jaar worden, want dan was je iemand. Ik leerde het verschil tussen stadsjongens en jongens op het platteland, in de polder. Als stadsjongetje sloeg ik in Hendrik Ido Ambacht een modderfiguur. Ik kon niks, was een bleekscheet en had geen verstand van polderen. Dat klopte. Ik wist niet eens wat polderen wás. Dat was ook de reden dat ik nooit mee ging polderen. Misschien had ik dan wel de verkeerde schoenen aan of moest ik geld hebben of moest je je uitkleden, weet ik veel. Intussen zat ik wel op een reformatorische school, de Willem de Zwijgerschool in H.I. Ambacht. Er was ook wel een "School met den Bijbel", maar daar zaten ze fout. Die waren gereformeerd of nog iets ergers. We hadden er weinig contact mee. Soms werd er een veldtocht georganiseerd, maar meestal was iedereen precies op tijd bang genoeg om het niet door te laten gaan.

Campo Minado! Yellow&Blue